De extra crisisbelasting die de overheid in 2013 en 2014 hief op inkomens boven de anderhalve ton, is niet in strijd met de wet of internationale verdragen op het gebied van mensen- en burgerrechten.

Dat heeft de Hoge Raad vrijdag bepaald.

Om het begrotingstekort terug te dringen liet het kabinet grootverdieners destijds 16 procent extra belasting betalen over het deel van hun jaarinkomen dat de 150.000 euro oversteeg. Verscheidene werkgevers stapten daarop naar de rechter. Het had het kabinet honderden miljoenen kunnen kosten als zij in het gelijk waren gesteld.

Zowel de rechtbank als het gerechtshof oordeelde dat het kabinet met de crisisheffing zijn boekje niet te buiten ging. Daarop werd een cassatieverzoek ingediend bij de Hoge Raad. Die heeft dat evenwel afgewezen.

De advocaat-generaal had juist geadviseerd de zaak terug te verwijzen naar het hof. Naar zijn oordeel was de crisisheffing niet helemaal rechtmatig, omdat die met terugwerkende kracht werd toegepast. Dat zou in strijd zijn geweest met het internationale eigendomsrecht.

De Hoge Raad oordeelt echter anders. Gezien de destijds ernstige begrotingsproblemen waren volgens het rechtscollege ,,voldoende specifieke en dringende redenen aanwezig'' om de crisisheffing te rechtvaardigen.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl